Als je een huishoudelijk apparaat wilt aanschaffen, is het fijn om te weten hoe energiezuinig dat apparaat is. Dit kun je zien aan het energielabel. Maar is zo’n label eigenlijk wel zo betrouwbaar? En hoe wordt bepaald welk energielabel er op wordt geplakt?
Is A+ de nieuwe G?
Het energielabel gaat van A (heel energiezuinig) tot G (minst energiezuinig). In 2011 zijn A+, A++ en A+++ hieraan toegevoegd, omdat A niet meer het meest energiezuinig was. De verkoop van koelkasten, vriezers, vaatwassers en wasmachines met de labels A, B, C, D, E, F en G zijn in 2014 zelfs verboden door de Europese Unie omdat ze te veel energie verbruiken. Deze producten moeten dus minimaal een A+ label hebben. Toch staan de andere letters nog altijd op het label. Niet echt duidelijk, want zo lijkt een apparaat met A+ best energiezuinig terwijl dit eigenlijk het minst zuinige apparaat is. Een apparaat met A+ verbruikt vaak wel twee tot drie keer zoveel stroom als een A+++ model. In 2017 verdwijnen de + toevoegingen. Het energielabel loopt dan weer gewoon van A tot G, een stuk overzichtelijker. Ook komt er in 2019 een Europese databank waar fabrikanten hun producten moeten registeren.
Energielabel is marketingmiddel
Maar hóé komen apparaten eigenlijk aan het energielabel? De fabrikant bepaalt zelf welk energielabel zijn product krijgt. In de fabriek wordt het label erop geplakt. Dit label wordt vastgesteld aan de hand van testen die de fabrikant zélf uitvoert of laat uitvoeren door een laboratorium naar keuze. Ook de regels voor deze testen worden grotendeels door de fabrikanten zelf bepaald. De fabrikant heeft er baat bij een hoog energielabel te krijgen, want apparaten met een beter label zijn over het algemeen duurder in aanschaf. Volgens Koppen XL, een Belgisch reportageprogramma, is het energielabel een marketingmiddel geworden.
Geen goede weergave van realiteit
De testen die de fabrikanten uitvoeren geven volgens onderzoek van Koppen XL geen goede weergave van de realiteit. Tijdens het testen van koelkasten blijft de koelkastdeur gesloten – terwijl het openen van de koelkastdeur juist veel energie verbruikt – en bij het testen van vaatwassers mag de fabrikant zelf kiezen op welk programma de vaatwasser draait. De meesten kiezen natuurlijk het zuinigste programma, omdat ze dan gemakkelijk een hoger label kunnen inzetten. Doordat de testomstandigheden niet overeenkomen met de realiteit kan het stroomverbruik 10 tot 15% hoger uitvallen van verwacht, aldus Koppen XL. Het energielabel is dus zeker niet altijd even betrouwbaar.
Een hoge energierekening? Ga energie vergelijken.
Door over te stappen kun je veel geld besparen
75% van energielabels klopt niet
De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) controleert de energielabels. Uit het Rapport Toezicht Energielabel NVWA 2013-2014 blijkt dat 75% van de apparaten minder zuinig is dan op het energielabel staat. De labels vallen in werkelijkheid dan vaak een tot twee labels lager uit. Behoorlijk ongunstig dus. Het grootste verschil is te zien bij airco’s (90%). Ook bij koel- en vriesapparaten (64%), vaatwassers (60%), drogers (60%) en ovens (40%) zijn de apparaten minder zuinig dan de labels aangeven. Hoe dat kan? Volgens de Consumentenbond wordt er door de NVWA te weinig gecontroleerd, omdat hier niet voldoende mensen en middelen voor zijn. De NVWA zegt dit jaar uitgebreider onderzoek te gaan doen.
Onafhankelijk laboratorium is de oplossing
Natuurlijk blijft het voor fabrikanten verleidelijk om met de energielabels te sjoemelen, als zij zelf de touwtjes in handen hebben. Zeker als meerdere fabrikanten dit doen en hier geen strenge straffen op staan. In de Verenigde Staten moest een grote fabrikant in 2011 een schadevergoeding geven aan kopers van een koelkast, omdat deze 30% meer stroom bleek te verbruiken dan op het Energy Star-label stond (het Amerikaanse energielabel). De oorzaak van dit verschil? De fabrikant had de ijsmaker uitgeschakeld tijdens de test, zodat de koelkast een stuk zuiniger leek. In de Verenigde Staten worden de testen nu niet langer uitgevoerd door de fabrikanten, maar door onafhankelijke laboratoria. Dit zou voor Nederland ook een goede oplossing kunnen zijn.
Laat een reactie achter